Fenr_cover
Rss

Family & Law


About this journal  
Found articles Expand all abstracts

    This article engages in a comparison of the regulation of PR in the Netherlands and the UK (specifically England and Wales). The latter is a good comparator as it operates a similar regulatory approach to the Netherlands, that of conditional acceptance of PR, the condition being (prior) consent. Furthermore, the UK boasts a more detailed and mature legal framework that continues to be tested through caselaw, and thus offers insight into how a regulatory approach conditional upon the (prior) consent of the deceased can fare.
    The article starts with a brief exposition of the new Dutch guidelines and the current legislative position in the Netherlands vis-à-vis posthumous reproduction (part II). Likewise, the relevant UK guidelines and legislative position are summarized (part III). This article draws out the similarities and differences between the two regimes, as well as engaging in a critical analysis of the regulations themselves. It then looks at how the UK regime has been challenged in recent years through caselaw in anticipation of the issues that might confront the Netherlands in future (part IV). The article concludes (part V) that the key lesson to be drawn from the UK experience is that clarity and consistency is crucial in navigating this ethically, emotionally, and time sensitive area. Further, that both the UK and the Netherlands can expect demand for more detailed and precise regulatory guidance as requests for the procedure increase, and within evermore novel circumstances.

    ---

    Dit artikel vergelijkt de regulering van postume reproductie (PR) in Nederland en het Verenigd Koninkrijk (in het bijzonder Engeland en Wales). Laatstgenoemde is daarvoor zeer geschikt, aangezien het VK een vergelijkbare reguleringsbenadering heeft als Nederland, namelijk de voorwaardelijke acceptatie van PR, waarbij (voorafgaande) toestemming de voorwaarde is. Bovendien beschikt het VK over een gedetailleerder en volwassener juridisch kader dat continu wordt getoetst door middel van rechtspraak. Dit kader biedt daarmee inzicht in hoe een regulerende benadering met als voorwaarde (voorafgaande) toestemming van de overledene kan verlopen.
    Het artikel vangt aan met een korte uiteenzetting van de nieuwe Nederlandse richtlijnen en de huidige positie van de Nederlandse wetgever ten opzichte van postume reproductie (deel II). De relevante Britse richtlijnen en het wetgevende standpunt worden eveneens samengevat (deel III). Vervolgens worden de overeenkomsten en verschillen tussen de twee regimes naar voren gebracht, met daarbij een kritische analyse van de regelgeving. Hierop volgt een beschrijving van hoe het VK de afgelopen jaren is uitgedaagd in de rechtspraak, daarmee anticiperend op vraagstukken waarmee Nederland in de toekomst te maken kan krijgen (deel IV). Tot slot volgt een conclusie (deel V) waarin wordt aangetoond dat de belangrijkste les die uit de Britse ervaring kan worden getrokken, is dat duidelijkheid en consistentie cruciaal zijn bij het navigeren door dit ethische, emotionele en tijdgevoelige gebied. En daarnaast, at zowel het VK als Nederland een vraag naar meer gedetailleerde en precieze regelgeving kunnen verwachten naarmate verzoeken om deze procedure toenemen, met daarbij steeds weer nieuwe omstandigheden.


Dr. N. Hyder-Rahman
Nishat Hyder-Rahman is a Post-doctoral Researcher at the Utrecht Centre for European Research into Family Law, Molengraaff Institute for Private Law, Utrecht University.